October Evenings and Harvest Haven

Avonden in oktober en Harvest Haven

In het hart van een bruisende Franse stad was oktober een soort wonder. Te midden van de stedelijke uitgestrektheid van cafés, kunstgalerijen en torenhoge gebouwen, was er nog steeds een charme die de frisse herfstdagen als een feest liet voelen. Voor Céleste, Camille en Hugo was het het seizoen waar ze het hele jaar op hadden gewacht: wanneer de bladeren oranje kleurden en de lucht een belofte van iets warmers en zoeters met zich meebracht.

Hun favoriete plek om elkaar te ontmoeten was Céleste's appartement, een piepklein hoekloft met uitzicht op de levendige straten beneden. Met zijn hoge plafonds, niet bij elkaar passende meubels en lichtsnoeren die fonkelden als sterren, voelde de ruimte als hun eigen gezellige toevluchtsoord van het eindeloze gezoem van de stad. Maar het was niet alleen de omgeving die hun bijeenkomsten speciaal maakte: het was de kaars die Céleste op de vensterbank had staan. Elke oktober stak ze Harvest Haven aan, een kaars die haar appartement transformeerde in een toevluchtsoord van warmte en nostalgie. De geur, rijk aan nootmuskaat, vanille, karamel en een vleugje kruidnagel, vulde de lucht en zorgde ervoor dat de ruimte aanvoelde als een thuis dat ze samen hadden gecreëerd.

Op een vrijdagavond, toen de lichten van de stad buiten tot leven kwamen, verzamelde het drietal zich voor een van hun herfstrituelen. Camille arriveerde als eerste, schudde de frisheid van de avond van haar wollen jas en ademde diep in zodra ze binnenstapte.

"Elk jaar pakt deze geur me," glimlachte ze terwijl ze neerplofte in de versleten leren fauteuil bij het raam. "Het ruikt naar een opgesloten herfst. Als de beste delen van oktober."

Hugo volgde kort daarna, zijn armen vol met vers brood en cider van de bakker op de hoek. "Het is de Harvest Haven, toch? Weet je, als ik ooit uit de stad verhuis, gaat deze kaars met me mee. Het voelt als een klein stukje van een rustiger plek," zei hij terwijl hij de lekkernijen op het tafeltje zette.

Céleste, die de cider op het fornuis roerde, grijnsde. "Dat is wat ik er zo leuk aan vind. Hoe druk het hier ook wordt, ik kan hem altijd aansteken en het gevoel hebben dat we ergens heel anders zijn. Ergens waar het wat rustiger is.”

En zo verliepen hun oktobernachten: praten over hun dagen, romantiseren de stad om hen heen en dagdromen over rustigere levens die ze misschien ooit zouden leiden. Ze lachten over hun universitaire lessen en late diensten, over de drukke metroritten en het chaotische tempo van het stadsleven. Maar in Céleste’s appartement, met het zachte geflikker van kaarslicht en de troostende geur van Harvest Haven, vertraagde de wereld.

Terwijl ze aan hun cider nipten en knabbelden aan brood dat nog warm was uit de oven, zuchtte Camille tevreden. “Het is alsof we in ons eigen kleine boerderijtje zijn en de oogst vieren,” mijmerde ze, haar ogen gericht op de gloed van de kaars. “Alleen hebben we in plaats van pompoenen en velden gebak en stadslichten.”

Hugo grinnikte. “Maar dat is het nou juist. Het gaat niet echt om waar we zijn, het gaat om dit.” Hij wees naar de tafel, de kaarsen, hun kleine trio. "Het beste deel van de herfst is hier, op momenten als deze."

De kaars flikkerde en wierp een gouden licht over hun gezichten. Buiten zoemde de stad voort, maar binnen leek de tijd stil te staan. En terwijl de rijke geur van Harvest Haven de kamer vulde, voelden de drie vrienden het: een stille verbinding met het seizoen, met elkaar en met het simpele, ongehaaste genoegen van samenzijn.

In dat kleine, stedelijke appartement hadden ze hun eigen herfstparadijs, een plek waar de geest van het seizoen lang bleef hangen nadat de bladeren waren gevallen.

Terug naar blog