
Een picknick in bloei
Delen
De lucht was zacht, eindeloos blauw, bestreken met vederlichte wolken die lui over het middaglicht dreven. Vogels fladderden tussen takken, hun gezang weefde door de lucht als zijden linten, terwijl narcissen zachtjes knikten in de wind, verspreid als gouden confetti over het gras.
Lisa trok het laatste lint van de rieten mand strak, gevuld met vers zuurdesem, kruidenboter, aardbeien en een pot vlierbloesemlimonade. "Klaar?" riep ze.
Haar kinderen, al op blote voeten, renden achter elkaar aan onder de bloeiende kersenbomen die langs het oude grindpad stonden. Bloemblaadjes regenden in slow motion naar beneden, klampten zich vast aan hun haar als kleine kusjes van het seizoen zelf.
Het park strekte zich voor hen uit als iets uit een schilderij: zachte heuvels bedekt met wilde bloemen, een trage rivier die door hoog gras kronkelde, en in de verte het sierlijke silhouet van het oude kasteel, zijn met klimop bedekte torens die oprezen als bewakers van de lente.
Ze vonden de perfecte plek onder een oude appelboom die net begon te bloeien. Zonlicht filterde door de jonge bladeren, die in delicate patronen op hun gingham deken waren gespikkeld. De geur van seringen dreef van een nabijgelegen heg, vermengd met de frisheid van gemaaid gras en het flauwe, zoete gezoem van bloeiend leven.
Lisa pakte de mand langzaam uit en genoot van het moment. Elk geluid, elke kleur voelde versterkt aan, alsof de lente het volume van de wereld had opgevoerd. Haar jongste zette een kroon van madeliefjes op haar hoofd en even liet ze zichzelf geloven dat ze een boskoningin in een sprookjesboek was.
Ze aten met plakkerige vingers en volle harten, en gingen daarna achterover liggen in het zachte gras om te kijken hoe de wolken vorm kregen, kastelen, draken, een konijn met een paraplu.
In de buurt wandelde een stel hand in hand, terwijl een oudere man aquarellen schilderde onder een bloeiende kornoeljeboom. Bijen zoemden van bloem tot bloem met stille toewijding.
Lisa keek naar haar familie – verstrengeld in elkaar, wangen roze van het lachen en zonlicht – en voelde het diep: dit was het hart van de lente. Geen kalenderdatum, maar een gevoel. Een zachtheid. Een bloei.
Alles levend, alles wakker.
En daar waren ze, middenin het geheel.