
Marktochtend met Adriana
Delen
De geur trof haar als eerste: warm brood, geplette kruiden, rijp fruit gekust door de zon. Adriana stapte van de geplaveide straat de bruisende boerenmarkt in, met een gevlochten mand die aan haar zijde zwaaide. De kraampjes strekten zich als lappendeken uit over het plein, elk gedrapeerd in linnen en overschaduwd door canvas luifels. Mensen liepen rond met strohoeden en linnen overhemden, stemmen die op en neer gingen als vogelgezang.
Ze vond het heerlijk om hier alleen te komen.
Er was iets heiligs aan ronddwalen zonder plan, je zintuigen laten leiden. Een tros wilde bloemen trok haar aandacht: pronkerwten, vingerhoedskruid en koningin Anna-kant, samengebonden in een boeket met touw. Ze kocht ze van een vrouw wiens handen naar aarde en lavendel roken, en stopte de bloemen zorgvuldig in haar mand.
Daarna kwamen de tomaten – rond en mollig, nog warm van de zon. De boer, met een rood gezicht en een glimlach, bood haar een hapje aan. "Probeer deze eens. Net over de heuvel geteeld."
Het barstte zoet en aards op haar tong en ze glimlachte. "Ik neem er vier."
Adriana liep verder en bleef even staan om met haar vingers over stapels stoffige wortels, smaragdgroene courgettes en knapperige bosjes munt te strijken. Ze kletste ontspannen met de kraamhouders – over de regen van vorige week, over hoe vroeg de kersen dit jaar waren, over haar plannen om iets te bakken met het zuurdesembrood dat ze net bij de bakker op de hoek had gehaald.
Tegen de tijd dat ze bij de kraam met de kersen aankwam – rood en glinsterend als kleine robijnen – was haar mandje vol. Ze proefde er een, de zoetzure smaak barstte los op haar lippen, en kocht een papieren zak vol. De verkoper, een oudere man met zongebruinde wangen, knipoogde en gaf haar er een paar extra.
Ze ging op een laag stenen bankje aan de rand van het plein zitten, onder een bladerdak van bloeiende kastanjebomen. De markt bewoog zachtjes om haar heen - honden die met hun staart kwispelden, kinderen die aan de handen van hun ouders trokken, stelletjes die een hapje croissant deelden. Een violist speelde iets zachts in de buurt, en even voelde alles als een film – vertraagd, goudkleurig, neuriënd van pure vreugde.
Adriana haalde een kers tevoorschijn, beet erin en sloot haar ogen.
Ze was niet eenzaam. Ze was alleen, en het voelde vol. Dit was haar soort ochtend. Een verbondenheid met de plek, met de mensen, met het land waar het voedsel groeide dat ze in haar armen koesterde.
Toen ze opstond om te vertrekken, voelde het gewicht van haar mand aardend. Een prachtige overvloed – niet alleen van spullen, maar ook van momenten.